Toptalent stopte op zijn 23ste: Theo van Tol

Door Jan Goeijenbier

“Ken je de naam Theo van Tol nog?” Dat vroeg ik oud-Tourwinnaar (1968) Jan Janssen, toen ik zaterdag 29 juni koffie dronk bij de nu 84-jarige oud-Nootdorper in het Belgische Putte. “Jazeker, dat was een best rennertje, jammer dat hij zo vroeg met wielrennen stopte.” Over stoppen en wat er in zijn fietscarrière aan vooraf ging, sprak Poeldijk Nieuws oud-Poeldijker Theo van Tol (67). Hij was een maand terug op zijn geboortegrond. Van Tol woont de helft van zijn leven al in Vancouver, Canada. Exclusief aan Poeldijk Nieuws vertelt Theo van Tol waarom hij stopte, al op zijn 23ste.

Theo van Tol werd in 1957 in Poeldijk geboren. Zijn vader en moeder hadden een fietsenzaak in de Voorstraat tegenover de Bartholomeuskerk én een gezin van 13 kinderen. Fietsen leerden de kinderen Van Tol vanuit de kinderwagen, Janus (1951), Wim (1955) en Theo (1957), geboren met wielrennersbloed in hun aderen. Theo: “De jonge Leo Duyndam kwam met zijn fiets bij ons in de zaak. Er zaten  spatborden op. Die moesten eraf en een racestuur erop. Zo begon Leo, een van de grootste Westlandse profrenners. Wij gingen naar Westland Wil Vooruit en daarna naar wielervereniging Sparta in Den Haag. “Neem je paspoort maar mee, zeiden mijn vader en moeder.” Tja, het Poeldijk van niet zo gek lang na de oorlog was een heel gesloten dorpje, het hele Westland was dat. Broer Janus raakte bevriend met Leo Duyndam, was zijn hulpje bij Zesdaagsen in Rotterdam en Antwerpen en won met Leo de Zesdaagse van Milaan. Als beroepswielrenner.”

Etappewinst en tweede in Olympia’s Tour
“Dat was de tijd dat broer Tinus stopte met fietsen en bij onze vader in de zaak ging. Broer Wim was toen beter dan leeftijdgenoot Leo van Vliet, maar Wim had geen geld voor een fiets! Wij moesten – zo ging dat – elke zondag naar de kerk; Wim was misdienaar. Dan zat je daar voorin die kerkbanken mensen met ‘gekke bekken’ aan te kijken. Wim en ik begonnen geweldig te lachen, moeder Van Tol joeg ons met haar handtasje de kerk uit. Eindelijk naar Westland Wil Vooruit (WWV), fietsen! Ik was C-aspirant en werkte tien jaar in de zaak van Grottendieck in Loosduinen. Namen uit die WWV-tijd: Leo Duyndam, Koos van der Knaap, Cees Bom, George Slieker, Kees van der Wilk, Fred Koreman en Hans Verbeek. Ik had als jochie het gevoel dat ik mij het best kon ontwikkelen in een club. Ik ging naar de Lagere Technische School (Elektro), door ook te werken had ik weinig uren dat ik kon rijden. Geen klassiekers.”

‘Alsof ik op een wolk fietste’
“Ik was een jaar of 16, 17 en ging op de baan, onder KNWU-coach Frans Mahn (bijnaam ‘020’) rijden en kreeg een scholarship van het Leo van der Kar-fonds. Leo Duyndam kwam naar mij toe: “Theo ik heb speciale banden voor je, die mag je lenen en als je wint mag je ze houden!” Ik werd tweede op de NK Weg en moest die banden dus aan Leo teruggeven. Het was alsof ik op een wolk fietste! Buiten WWV om was ik heel zelfstandig en stippelde een route voor mij uit. Achteraf gezien had ik beter voor de weg kunnen kiezen. In 1980 kwam ik met René Koppert, Gerrit Solleveld en Gino Ammerlaan in de selectie voor de Olympische Spelen in Moskou. Ons team moest door de gedeeltelijke boycot tegen Moskou, thuisblijven. Adrie, de vader van Matthieu van der Poel, werd er zevende op de weg. Dat jaar won ik een etappe in Olympia’s Tour, werd in etappes 2de, 3de en 4de en eindigde in het puntenklassement achter winnaar Adrie van der Poel.”

Afgedwongen winnaars, niet de beste
Wat toen, je was pas 23? Theo: “Het Nederlands Kampioenschap Koppelkoersen op de baan. Joop Zijlaard – schoonvader van oud-toprenster Leontien van Moorsel – vroeg mij achter de derny (gangmaker) op de baan te komen rijden. In die wereld kreeg je veel te maken met zogeheten ‘combines’, dat zijn onderlinge afspraken over wie er ‘moest’ winnen. Veel koersen hadden een afgedwongen winnaar, niet een winnaar die de beste was. Na de affaire Moskou en een periode van het onderdrukken van de top door combines, dacht ik: “nu gaan voor de overwinningen!” Ik werd Nederlands kampioen in Alkmaar achter de derny, vóór de latere wereldkampioen Gaby Minneboo en Matthieu Pronk. Toen de Zesdaagse. Jan, ik had met Cees Bal de koppelkoers gewonnen en toen zei iemand: “Ik wil hier winnen”, dat was een Belg. Gangmaker Joop Zijlaard gaf veel te veel gas, na een paar rondjes haal ik hem toch in en held hij mij in de ‘vuile’ wind. In de laatste deed ik het weer en verloor die Zesdaagse met een banddikte en brak er wat in mij. Ik was uitgenodigd door mevrouw Tindemans, de vrouw van de Belgische minister-president. Zij kwam naar mij toe en zei: “mijnheer Van Tol, ik heb de wedstrijd gezien en ik zie U niet als wielrenner, maar als artiest. Artiesten zijn er om het volk te vermaken.”

Vrouw Belgische premier “U bent artiest, géén wielrenner”


“Toen besloot ik, ook door de doping die door het peloton gierde, te stoppen. Ik was wielrenner, géén artiest. Nog twee jaar reed ik in een Daffodil (auto), gekocht bij oom Wim van Tal aan de Jan Barendselaan naar Antwerpen. Toen kreeg ik dé Jan Janssen aan de telefoon. “Kom je bij mij in de ploeg Theo.” Mijn antwoord: “ik vind dat een geweldige eer, maar ik heb besloten om te stoppen.” Een Poeldijkse talentvolle coureur, stopt op zijn 23ste. Wielrenner, géén artiest.

Share:

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *