
Door Koos van Leeuwen
Het kabinet weet blijkbaar niet welk probleem er in de maatschappij het eerst moet worden aangepakt. Gevolg is dat duizenden gezinnen met de gebakken peren zitten. Woningbouw, toeslagenaffaire, afhandeling schade van gaswinning in Groningen, immigratie, milieu, energie, opvang asielzoekers en niet te vergeten het stikstofbeleid. Het zijn kopzorgen waarmee men blijkbaar onvoldoende raad weet. Daarbij is het opvallend dat Nederland, als enig Europees land, stikstofcijfers aan Brussel doorgeeft. Vreemd dat dan luid en duidelijk naar buiten komt dat ons land, qua stikstofuitstoot, de grootste boosdoener is. Dat is onmogelijk te rijmen, nu bekend is dat andere landen niet eens stikstofcijfers openbaar maken. Het kabinet wil voor de buitenwereld altijd het Europese paradepaardje zijn, terwijl eigen landgenoten financieel creperen. Daarbij wordt het mes ook nog eens op ‘den boerenkeel’ gezet, met alle gevolgen van dien!
Het geklungel van dit kabinet heeft mogelijk te maken met de jeugdige leeftijd van sommige bewindslieden. Een groot aantal ‘dikdoeners’ zou wel eens te weinig bestuurlijke ervaring kunnen hebben. De politiek wordt dan gebruikt als opstapje naar een (nóg) beter beloond baantje. Zien we om naar voormalige leiders, krijgen we vaak door de wol geverfde bestuurders te zien. Mensen die met flinke bagage het Binnenhof betraden. Anno 2022 gewichtig doen in de Kamer, daar koopt de burger niets voor. Kabinet en Kamer moeten telkens opnieuw beseffen, dat zij namens de kiezers aan de arbeid zijn. Gezien de debatten van de laatste tijd, weten zij ‘niet al te veel, maar alles beter’! Laten we het nu maar over een andere boeg gooien, dat is veel leuker!
Stoomtram van Den Haag naar het Westland
In de tachtiger jaren van de negentiende eeuw kreeg de tuinbouw in het Westland steeds meer allure. Daarmee stak ook een aantal problemen de kop op. Niet dat de oogsten plotseling de pan uitrezen, maar de lokale overheid doorzag wel degelijk dat er steeds meer werk aan de winkel was. Uiteindelijk moesten producten, wegens de beperkte houdbaarheid, hun plaats van bestemming binnen een bepaalde tijd bereiken. Vandaar dat ‘vervoer’ een steeds prominentere plaats in de agenda’s van overheden kreeg. Tot midden negentiende eeuw was het wegennet, zeker in buitengebieden, ronduit slecht. Vaarten en sloten waren te bevaren, beschoeiingen ontbraken veelal, terwijl het op diepte houden van waterwegen te wensen overliet. Het vervoer begon eeuwen geleden met door paarden getrokken trekschuiten, wagens bespannen met een of twee paarden, handkarren en allerlei platte schuiten. Vervoermiddelen die, met stuur of voermannen, vele jaren tot de dagelijkse deelnemers aan het (water)verkeer behoorden. Het verkeer werd, hoewel er nog geen automobiel was, allengs drukker. Wilde men de situatie de baas blijven, waren maatregelen onafwendbaar. Op regionaal en lokaal niveau werd wel iets aan verbetering der (water)wegen gedaan, het zette te weinig zoden aan de dijk. Opknapbeurten hielden lange tijd geen gelijke tred met de groei van het verkeer. Toen in 1878 Westlanders te horen kregen dat er mogelijk een stoomtram door hun tuinbouwgebied ging rijden, wekte dat flinke verwachtingen. Vervoer per stoomtram en aansluitend per trein of schip, gaf op zijn minst gehoor aan de wens om tijd te winnen. Producten, artikelen en materialen konden zo veel eerder afgeleverd worden. De aanleg van de tramlijn naar het Westland had nogal wat voeten in de aarde. Meerdere gemeenten moesten, wegens afstaan van grond, het eens worden met de Westlandsche Stoomtramwegmaatschappij (W.S.M.). Een maatschappij die, via een omweg, aan de benodigde vergunningen was gekomen. Daarna begon de aanleg van het tramnet nog aanzienlijk sneller dan in ‘stoomtramvaart’!
Westlanders uit isolement
Er werd juni 1882 geschreven voor het traject Den Haag-Loosduinen in gebruik kon worden genomen. Een klein jaar later (april 1883) volgde het baanvak Loosduinen-Poeldijk-Honselersdijk-Naaldwijk. In de zomer van 1883 werd zelfs de lijn Poeldijk-Monster-’s-Gravenzande al geëxploiteerd. Andere lijnen in het Westland volgden later. Het personenvervoer was voor de W.S.M. een kleine halve eeuw veruit het belangrijkste. Van de stoomtram maakten Westlanders jarenlang druk gebruik, het haalde hen uit een isolement. Voordien waren er mensen, die hun hele leven bijna nooit buiten hun woonplaats kwamen. Toen die mogelijkheid er eindelijk kwam, werd er veelvuldig gebruik van gemaakt. Wat wil je: men kon zich vanaf de Nieuweweg, heerlijk zittend in een ‘luxe’ coupé, naar de Residentie laten rijden. Het duurde nog vrij lang voor veilingen op het tramnet werden aangesloten. Uiteindelijk lukte het toch om, behoudens Wateringen en Kwintsheul, alle fruit- en groenteveilingen aan te sluiten. Vanaf het eind der twintiger jaren nam het goederenvervoer, door de komst van autobusondernemingen, steeds grotere vormen aan. Mensen konden meereizen, maar goederen kregen de overhand. Burgers namen in de eerste wagons plaats, goederenwagons werden achteraan gekoppeld.
‘Insiders zullen grootvader herkennen’
De onwaarschijnlijk mooie opname uit 1925 toont ons een groot aantal bekende Westlanders op de dag dat de stoomtram voor het eerst het Poeldijkse veilingterrein aandeed. Poserend in hun ‘paasbeste pakkie’, er viel immers na afloop van het ceremonieel, iets te vieren. Mede omdat er deze heuglijke dag delegaties van andere besturen waren uitgenodigd, zijn lang niet alle personen benoembaar. Daarbij komt dat ook de W.S.M. zich, zoals verwacht, rijkelijk liet vertegenwoordigen door voor mij onbekende personen. Niet getreurd; enkele handenvol Westlanders zijn wél ‘thuis gebracht’! Insiders zullen hun (groot)vader herkennen. Mannen die zich in het Westland, vooral tussen 1915 en 1950, verdienstelijk maakten. Vanaf links zijn dat onder meer de heren Van der Hout, Van den Broek, Van Ruijven, minister Van Kan, in jacquet burgemeester G. Kampschöer (van 1922-1942 eerste burger van de gemeente Monster), Th. Enthoven, met hoed W.S.M.-directeur jonkheer Roëll, met de handen samengevouwen veilingvoorzitter Jan Barendse (ook voorzitter van de Bond Westland), Marinus Sengers (betaalmeester der veiling en onderwijzer aan de openbare school Poeldijk), J. van der Knaap, nog meer naar rechts J. van Kester en A. van Ruijven. Achter hen en vóór de locomotief; de bekende, al kalende Koos de Zeeuw en Jan van den Berg (bestuursleden veiling), wat verderop Jacob Goeijenbier, zijn broer, de zich aan een wagon vastklampende Jan Goeijenbier (grootvader van ‘onze’ Poeldijk Nieuwsman Jan) en tenslotte C. van Ruijven. Een magistrale opname die u, na bijna een eeuw ‘briljante zorg’, kristalhelder onder ogen krijgt.
`De aansluiting op het stoomtramnet,
bleek voor Poeldijks kwekers ‘je van het’.
Tuinbouw trok profijt,
van moderne tijd.
Een eeuw dienstbaar, toen kwam verzet’.